Voorpublicatie

Voorpublicatie

Dit is het eerste hoofdstuk van Vals Profiel – en een stukje van het tweede..

(wie het liever downloadt naar zijn ereader: dit is de pdf-versie)

I

Even hield Myrthe haar adem in toen ze het lemmet op de gespannen huid zette. Zodra ze de incisie maakte, zou het bloed gaan stromen. De patiënt was binnengekomen met een opgezette buik en haar slijm­vliezen waren bleek als papier. Een bloedende tumor in de milt, had Myrthe verondersteld. Henk deelde haar diagnose, maar had vraagte­kens gesteld bij Myrthes beslissing direct te opereren, gezien de conditie van de patiënt. Er kriebelde zweet onder haar muts. Ze trok een schou­der op en wreef er met haar hoofd tegenaan. Het hielp. Een beetje.

‘Mag ik wat meer licht, Ella?’

De assistente deed wat haar werd gevraagd. Myrthe rechtte haar rug, haalde nog eens adem en sneed de buikwand open. Gelijk begon het bloed te stromen. Dat was zoals verwacht, maar ze schrok toch. Veel bloed. Meer bloed dan het afzuigapparaat aankon. Ze voelde pa­niek opkomen, terwijl ze toekeek hoe de operatietafel langzaam rood kleurde en Ella het hysterisch gierende afzuigapparaat steeds dieper de wond in duwde. Dit liep helemaal niet zoals ze zich had voorgesteld. Waar was de knappe chirurg gebleven die met uitgekiende precisie dit opgegeven, terminale oude besje wel even zou oplappen? Ze vloekte inwendig in een poging haar paniek om te zetten in daadkracht. Dat hielp.

‘Trek die klem eens wat meer naar achteren,’ commandeerde ze.

De deur ging open en het zorgvuldig geföhnde hoofd van Niek, as­sistent en tevens royalty-expert, verscheen om de hoek.

‘Myrthe, ik heb Boris aan de lijn,’ zei hij met zijn flemende stem waarin altijd lichte ironie doorklonk.

Myrthe reageerde niet en ging in haar hoofd de mogelijke oorzaken

van de enorme hoeveelheid bloed na. De plas die op de operatietafel was ontstaan, bereikte de rand en bolde op. Daarna won de zwaarte­kracht het van de viscositeit. Een dun straaltje liep op de grond. On-der de operatietafel ontstond een donkerrode plas.

‘Ik geloof dat het nu niet zo goed uitkomt,’ antwoordde Ella, die niet gerust leek op een goede afloop. ‘We hebben hier even een kwes­tie.’

Het moest het afzuigapparaat zijn, concludeerde Myrthe. Ze hadden het ding een paar jaar geleden tweedehands gekocht van een zieken­huis in Dresden. Het moest verstopt zitten.

‘Hij zegt dat het dringend is,’ zei Niek voorzichtig.

‘Staat ons huis op instorten?’

Myrthe pakte Ella de afzuigslang uit handen en trok die van het apparaat. Ze hield haar hand voor de opening: er was nauwelijks zuig­kracht.

‘Nee, er staat een huis te koop.’

‘Dan is het niet dringend.’

Myrthe overwoog of ze zou proberen het afzuigapparaat te repare­ren – ze hadden er natuurlijk maar één – of met tampons zou werken, zoals Henk al dertig jaar deed.

‘Maar…’

‘Zeg dat ik hem later bel en breng ons een paar dozen tampons.’

‘Maar…’

‘Haal tampons uit de opslag!’

Niek deed wat hem werd gezegd.

Ook Ella kwam in beweging en begon met tampons het bloed op te deppen. De stroom was gestopt. Het straaltje veranderde in gestaag gedruppel en hield ten slotte op. Natuurlijk kwam er veel bloed vrij bij het opensnijden van de buik. De milt is een reservoir van bloed. Als die ten gevolge van een tumor is gaan bloeden, dan loopt de hele buik­holte vol. Het was dus niet zo gek dat de operatiekamer dreigde te ver­anderen in de set van een goedkope horrorfilm. Waarom had ze daar niet gelijk aan gedacht?

‘We zitten al over een liter,’ zei Ella, die nauwkeurig bijhield hoeveel tampons ze gebruikte. Myrthe knikte en pakte haar lancet weer.

‘Haal de grote bouvier uit de kennel en maak hem gereed voor een transfusie.’

Ella keek geschokt.

‘Die bouvier, maar…’

‘Begin jij nu ook al met dat gemaar?’

‘Je kunt toch niet zomaar…’

‘Het is een noodgeval. Dat begrijpt mevrouw Van Waes best. Vraag of een van de stagiaires je helpt.’

Ella hield haar mond, maar aan haar blik was te zien dat ze deze manier van handelen afkeurde. Myrthe negeerde het en ging verder met de operatie. De tumor zat onmiskenbaar in de milt. Het orgaan was tot enorme proporties opgezwollen en bloedde op verschillende plaatsen. Toch zag het er gunstig uit want de milt kan worden gemist. Anders had ze net zo goed meteen kunnen stoppen met de operatie

– een beetje bloed kon ze wel confisqueren, maar een donor voor bij­voorbeeld een lever had ze niet. In feite nam ze nu al een onaanvaard­baar risico. Alhoewel: als ze niet had ingegrepen, dan zou het hoog­stens een kwestie van dagen zijn geweest.

Ze plaatste klemmen en maakte zich gereed om de milt (opgezwol­len tot het formaat van een voetbal) te verwijderen. Het gemak waar­mee een lichaam zich aanpast aan – aan alles eigenlijk, bleef Myrthe verbazen. Er bestonden volop fraaie staaltjes van. Zoals de hond die jarenlang diarree had gehad als gevolg van zeventien fopspenen in zijn maag – de baby was intussen opgegroeid tot een flinke meid van negen.

Tarzan, de bouvier van mevrouw Van Waes, liet gewillig zijn bloed aftappen en kreeg een biefstuk als beloning. Voor Belle, de elf jaar oude herder op de operatietafel, kwam de redding net op tijd. Ze was even gestopt met ademen, maar tot een hartstilstand kwam het geluk­kig niet. Myrthe verborg haar tevredenheid toen Ella zuinigjes toegaf dat het toch wel mooi was dat Belle het leven van haar al even bejaarde bazinnetje nog een tijdje kon opfleuren. Voor Ella’s doen was dit een groot compliment; de moeder van vier opgroeiende jongens was doorgaans niet al te scheutig met lof of vriendelijke woorden. Streng en duidelijk zijn was haar devies.

Terwijl Ella de wond hechtte, legde Myrthe de milt behoedzaam op de weegschaal. Die woog ruim twee kilo. Ze trok haar handschoe­nen uit en pakte haar fototoestel om het ding vast te leggen. Met een schuin oog wierp ze een blik op de monitoren. Zuurstof en hart wa­ren in orde. Geen tekenen dat Belle in shock zou raken.

De deur ging open en Niek kwam binnen.

‘Boris heeft nog een paar keer gebeld. Hij is heel boos,’ zei hij ter­wijl hij naar de tumor op de weegschaal staarde.

‘Je hebt toch gezegd dat ik in een operatie zat?’

‘Ja, maar het huis is intussen verkocht. En het was een heel bijzon­der pand.’

‘Hoe weet jij dat nou?’ vroeg Myrthe terwijl ze de schaal waarin de tumor lag oppakte met de bedoeling aan die Niek mee te geven.

‘Ik heb even op de website gekeken. Echt een buitenkansje. Wacht, hij staat op mijn telefoon,’ zei Niek terwijl hij met een plotse beweging zijn telefoon uit zijn zak wilde pakken. Zijn elleboog stootte tegen het nierbekken en de tumor viel met een klap op de grond. Het bloed spatte hoog op en droop van het witte meubilair. Een naargeestig ge­zicht.

II

Myrthe waste de sla terwijl Boris fijngehakte kruiden, knoflook en ui mengde met sinaasappelsap, olie en mosterd; een snelle marinade voor de moten vis die hij tijdens zijn lunchpauze had gehaald bij zijn vaste viswinkel in de Utrechtsestraat. De beste van heel Amsterdam, volgens Boris. Myrthe waagde dat nogal eens te betwijfelen. Niet vanwege de kwaliteit van de vis, maar omdat het de enige viswinkel was waar Boris kwam. Veel vergelijk had hij dus niet. Ze had meer dan eens gepro­beerd hem dit duidelijk te maken, maar tot dusver zonder succes. Ten slotte was het een running gag in hun relatie geworden. Op feestjes mochten ze hun verschil van inzicht graag breed uitmeten. Hij gaf dan weer eens hoog op van een uitermate exquise gerecht dat alleen lukte als de ingrediënten van de een of andere uitzonderlijk obscure slager, vis- of groenteboer kwamen – of houthandel, indien het gerecht in kwestie op een barbecue zwartgeblakerd diende te worden. Zij betoog­de dat een vis van de supermarkt niet alleen smaakvoller, maar toch ze­ker ook een behoorlijk stuk gezonder was dan een vis die eerst een dag in de volle zon op een markt in Napels had gelegen en vervolgens in twee dagen tijd met een stinkende dieselbak met haperende koeling naar Nederland was gereden door een sigaren rokende Siciliaan. En Boris constateerde dan dat Myrthe geen romantiek kon waarderen en daar bakkeleiden ze dan over door, met de nodige gelegenheidsargu­menten van beide zijden en in de regel tot hilariteit van de aanwezigen. Hoe geestig deze cabaretact ook mocht zijn, feit bleef dat Myrthe de haring van de supermarkt uitstekend te eten vond en dat Boris het ver­domde zelfs een klein stukje te proeven. In die zin was het eigenlijk he­lemaal niet grappig.

Myrthe sneed snel een paar tomaten, een paprika en wat champig­nons in grove stukken en vroeg zich af wat voor dressing ze bij de sla zou maken. Boris manoeuvreerde langs haar met handen die dropen van de marinade. In het voorbijgaan schurkte hij even met zijn kruis tegen haar billen aan. Om nog maar eens te onderstrepen dat het een bar smal keukentje was? Of als teken van affectie? Ze keek hem aan, maar hij leek compleet op te gaan in het zorgvuldig wassen van zijn handen. Of trok hij toch even speels een wenkbrauw op? Ze bestudeerde zijn knappe gezicht; hij had donkere wenkbrauwen en wimpers, en een donkere baard, maar zijn hoofdhaar was goudblond en krullend. Dit gaf hem, mede door zijn flinke neus en sterke mannenlijf, het aanzien van een Griekse god. Niet het aanzien van een Griek, want die waren doorgaans niet blond en ook niet 1 meter 89. Boris belichaamde het klassieke ideaal van de goddelijke sportman, zoiets. Intussen stak hij drie pitten aan en liet er nonchalant twee bakpannen op kletteren. Daar goot hij wat olie in en terwijl die warm werd, liet hij een derde pan vollopen met heet water om pasta in te koken. Myrthe deed haar mond open om te begin­nen over de gemiste kans van die middag, maar Boris trok de afzuigkap open en maakte ieder gesprek onmogelijk.

Myrthe plukte wat bieslook van het plantje op het aanrecht. Ze knipte de steeltjes fijn met een schaartje, strooide het groen over de salade en besloot vervolgens dat ze geen zin had om een vinaigrette te kloppen. Ze draaide zich om en leunde met de armen over elkaar te-gen het aanrecht. Dan maar een Portugese dressing.

‘Waar was je vanmiddag eigenlijk zo druk mee?’ vroeg Boris zonder

van zijn werk op te kijken.

‘Ik heb een enorme tumor verwijderd bij een oude herder.’

‘Klinkt ingewikkeld.’

‘Best wel. Mo vond het natuurlijk belachelijk dat ik het risico wilde nemen met zo’n oude hond, maar van Henk mocht ik het proberen.’

‘En Henk is de baas.’

‘Henk weet dat ik het kan.’

‘En Mo niet?’

‘Mo durfde het zelf niet aan en dan denkt hij dat niemand het kan.’

‘Arme Mo,’ zei Boris. Myrthe voelde zich meteen aangevallen.

‘Hoezo, arme Mo?’

‘Dat hij altijd maar tegen jou moet opboksen.’

‘Ik ben heel aardig tegen hem, hoor.’

‘Dat helpt niet.’

Myrthe ging de tafel dekken. Ze had geen zin om te bakkeleien over haar collega. Ze zag Mo elke dag op haar werk en het klikte nu eenmaal niet tussen hen, hij was eigenlijk in ieder opzicht tegengesteld aan Myrthe: hij was een man, zij een vrouw; hij was precies, zij slordig; hij was afstandelijk, zij warm en fysiek. Telkens als ze hem joviaal op zijn schouder sloeg, kromp hij in elkaar. Ze had lange tijd gedacht dat het kwam door zijn Chinese afkomst, maar zijn zusters en moeder waren veel spontaner en kusten haar al bij de eerste ontmoeting.

‘In ieder geval ging het net bijna mis toen jij belde,’ zei ze in een po­ging het gesprek weer op gang te brengen nadat ze aan tafel waren ge­gaan.

Boris knikte en nam een hap zonder haar aan te kijken. Hij nam het voor kennisgeving aan. Hij was dus wel kwaad.

‘Uiteindelijk kwam het allemaal goed,’ vervolgde ze. ‘Het is welis­waar geen wiskunde waarbij je er met logisch redeneren altijd wel uit komt, maar toch zie je op een gegeven moment de oplossing zich ont­vouwen. Dat blijft me verbazen. Opeens heb je het: zo moet het! De endorfine schiet door je lichaam, alsof je jezelf hebt ingespoten met een dubieus genotsmiddel. Vanaf dat moment is het eigenlijk minder interessant, gewoon een kwestie van nauwkeurig werken.’

Wat zit ik toch te bazelen, dacht Myrthe. Waarom reageert hij niet? Boris rommelde wat met een vork in de sla op zijn bord.

‘Om eerlijk te zijn klinkt het als een tamelijk zinloze operatie,’ zei hij uiteindelijk. Het klonk afgemeten.

‘Hoezo?’

‘Die hond gaat toch dood.’

‘Doe niet zo raar.’

‘Je zei zelf dat het een oud beest was.’

‘Dan kan ik net zo goed een andere baan zoeken. Of beter nog: zelf­moord plegen.’

‘Waar slaat dat nou weer op?’

‘Ik ga toch dood.’

‘Ja zeg, als we zo gaan beginnen.’