Hoofdstuk 13: niet in het boek

Hoofdstuk 13: niet in het boek

Dit hoofdstuk heeft het boek niet gehaald.  Daarvoor zijn twee redenen. Ten eerste was er opeens een commercial op tv te zien met een hond die een telefoon had ingeslikt. Opeens leken wij een – zelfverzonnen – grap na te vertellen. Bovendien constateerde onze redacteur dat het hoofdstuk eigenlijk weinig aan het verhaal toevoegde. Ze had gelijk. En dus werd het er integraal uitgehaald. Voor de volledigheid presenteren we hier: het verdwenen hoofdstuk 13.

(wie het liever downloadt naar zijn ereader: dit is de pdf-versie)

XIII

Floor Wibaut mag dan een beroemd wethouder en huizenbouwer zijn geweest, dacht Myrthe, de straat die naar hem is genoemd is te lelijk voor woorden en het waait er altijd te hard. Staand op de pedalen trotseerde ze de striemende hagel in haar gezicht, op weg naar de bank die van haar de overname mocht financieren. Even later stond ze lekkend naast de paraplubak in de hal van het bankgebouw. Kurkdroge employees en cliënten passeerden haar met minzame blikken. Terwijl Myrthe haar regenpak uittrok, bedacht ze grimmig dat zij pas een uur geleden was opgestaan; deze Vinex-types hadden al om half zeven in de file gestaan, dat wist ze zeker. Ze propte haar pak in een plastic zak die ze naast de paraplubak zette, en liep naar binnen. De receptioniste die haar al enkele minuten in de gaten hield, glimlachte vriendelijk. Klaar om die natte armoedzaaier, deze bevuiler van ‘onze’ superieure natuurstenen vloer af te wimpelen.

‘Ik heb een afspraak met de heer Van Zuylen,’ zei Myrthe. ‘Myrthe Planteydt.’

Dat was een tegenvaller voor de receptioniste: de natte hond had een afspraak. Ze keek in de computer. Dat duurde even. Vervolgens moest Myrthe haar naam spellen. De receptioniste zocht verder. Toen keek ze Myrthe weer aan met een valse glinstering in haar ogen.

‘U heeft inderdaad een afspraak. Om kwart over één vanmiddag.’

‘Dat meen je niet,’ zei Myrthe. ‘Hoe kan dat?’

De receptioniste glimlachte beleefd. Ze had natuurlijk op cursus geleerd dat je mensen even de tijd moest geven slecht nieuws te verwerken en niet moest ingrijpen zolang dat proces rustig leek te verlopen. Myrthe negeerde de man die achter haar was komen staan, pakte haar agenda uit haar tas en las: 13.15 uur. Ze keek naar de receptioniste, die nog steeds glimlachte. Myrthe wist dat ze het niet hoefde te proberen, maar deed het toch.

‘Kun je niet vragen of hij nu tijd heeft? Ik heb een kwartier door de regen gefietst.’

‘Hij is op dit moment in gesprek.’

‘Hoe weet je dat? Je hebt niet eens in de computer gekeken?’

‘Ik heb net iemand doorgestuurd,’ zei de receptioniste zacht. ‘Vindt u het goed als ik die meneer eerst even help?’

Myrthe verroerde zich niet, ze liet zich niet in één zin afschepen én opzij zetten.

‘Nee,’ zei ze. ‘Kun je meneer Van Zuylen even voor mij bellen?’

‘Hoe bedoelt u?’

‘Dan vraag ik hem zelf wel even of hij tijd voor mij heeft. Het gaat om een hypotheek van bijna een miljoen. Ik denk dat meneer Van Zuylen mij als cliënt wel weet te waarderen.’

Omdat de receptioniste nu heus even in verwarring was, draaide Myrthe zich om naar de man achter haar.

‘Heeft u geweldige haast?’

‘Ik heb een afspraak met de heer Van Zuylen,’ sprak de man neutraal.

‘O.’

Myrthe keek van de man naar de receptioniste. Hoe nu verder? Dit was niet gelogen, deze man was aan de beurt. Dit was het onderspit; ze keek het onderspit recht in het gezicht.

‘Oké, dan niet!’ riep Myrthe en ze stapte met haar tas onder haar arm richting uitgang. Bij de automatische schuifdeuren trok ze haar zeiknatte regenpak weer aan.

‘We hebben een Deense dog met een mobieltje,’ zei Ella vergenoegd toen Myrthe binnenkwam. ‘Iets voor jou?’

‘Kan hij ermee bellen?’

‘Ingeslikt.’

‘O. Doet hij het nog?’

Ella knikte. ‘Hij staat op trillen.’

Myrthe fronste. Als een trillend mobieltje zich zou verplaatsen in het stofwisselingskanaal, kon dat een behoorlijke schade aanrichten.

‘Waar is hij?’ vroeg Myrthe terwijl ze haar witte jas aantrok.

‘Ik heb hem meteen een plekje in de kennel gegeven, kan hij vast een beetje wennen. Zijn bazinnetje is bij hem. Ene mevrouw Karsten.’

Myrthe knikte. Ella had het goed ingeschat: deze hond moest worden geopereerd.

‘Waar is Mo?

‘Spreekkamer achter. Cavia’s seksen.’

Myrthe liep met Ella naar de kennel waar de Deense dog rustig in het grootste hok lag. Myrthe gaf de eigenaresse een hand. Mevrouw Karsten was een lange, magere vrouw van om en nabij de pensioengerechtigde leeftijd. Ze had kortgeknipt grijs haar en duidelijk nog nooit van vochtinbrengende crème gehoord, te oordelen naar de leren, gekreukelde lap die haar huid moest voorstellen. Myrthe izch ieder keer als mevrouw Karsten langskwam, plechtig voor beter te smeren.

‘Wat is er gebeurd?’

‘Zo stom,’ rapste de vrouw met een stem die veertig jaar lang tenminste een pakje Caballero per dag deed vermoeden. ‘Ik gaf haar eten met mijn mobiel in mijn hand. Ik stond met mijn zus te bellen. En opeens hapt ze die mobiel uit mijn hand en slik. Weg. Ze stond me zo stom aan te kijken.’

‘Hij staat nog steeds aan, hè?’

‘Er is al twee keer gebeld, en dan wordt ze doodsbang. Dat moet ook een raar gevoel zijn.’

Myrthe onderzocht de hond, maar het beest was zo groot dat een vreemd voorwerp in de maag moeilijk te voelen was.

‘Wat voor telefoon is het?’ vroeg ze, tegen beter weten in hopend op bruikbare informatie.

‘Gewoon, een Nokiaatje.’

‘Groot? Klein? Hoekig?’

‘Ze zien er allemaal hetzelfde uit, toch?’

Myrthe gaf het op en aaide de hond geruststellend over haar kop.

‘Hebt u het idee dat ze pijn heeft?’

‘In het begin wel, een paar minuten. Zat ze me zo benauwd aan te kijken. Maar nu gaat het eigenlijk wel weer.’

‘Heeft ze gekokhalsd of gebraakt?’

De vrouw schudde haar hoofd.

‘Wanneer heeft ze voor het laatst gegeten of gedronken?’

‘Ik heb meteen die bak weggegooid, dus gisterochtend. Gedronken weet ik niet. Ze kan altijd bij haar waterbak.’

Myrthe keek naar de hond, die weinig last leek te hebben van het stukje communicatietechniek in haar lichaam.

‘Ik kan niet voelen waar de telefoon zit. Dus we moeten een röntgenfoto maken. En haar daarna zo snel mogelijk opereren.’

De vrouw knikte.

‘Het röntgenapparaat staat daar. Kunt u haar meenemen?’

‘Kom maar, Jip, we gaan een foto maken,’ kuchte mevrouw Karsten en de hond liep braaf met haar mee. Met enig kunst- en vliegwerk en de assistentie van Ella hesen ze de hond op de behandeltafel, waar haar bazinnetje haar kalm hield door haar kop vast te houden en dezelfde woorden te herhalen: ‘Jip is een zoete hond’. Jip bleef amechtig hijgend op de tafel liggen tot de foto klaar was, waarna ze zich gedwee weer van de tafel liet tillen. De handige en kalme mevrouw Karsten wist haar rust altijd goed op Jip te projecteren. Dat maakte ingreep aanzienlijk vereenvoudiger.

Mo kwam opgewonden binnen toen Myrthe de foto stond te bekijken.

‘Is dat die ingeslikte telefoon?’ zei hij terwijl hij hebberig naar de foto reikte.

Myrthe trok de foto van de lichtbak, voor Mo hem te pakken kreeg.

‘Ja, kun jij de boel draaiende houden? Ik moet opereren voor dat ding gif begint te lekken.’

Ze liep naar de deur om Ella te waarschuwen.

‘Wou je dat in je eentje doen?’ protesteerde Mo. Hij was duidelijk beledigd.

‘Met Ella,’ zei Myrthe koel. ‘Heb je bezwaar?’

‘Het is een pittige ingreep. Wat als je in de problemen komt?’

‘Dan roep ik je meteen,’ zei Myrthe liefjes en ze liep de gang op. Ze wilde Mo er niet bij hebben want ze wist precies hoe het zou gaan: hij zou ‘vanzelfsprekend’ de leiding nemen en haar opzij duwend in de rol van operatie-assistent manoeuvreren. De tijd dat ze dat goedmoedig over haar kant liet gaan, was voorbij.

De operatie verliep zonder problemen. De telefoon kon middels een incisie in de maag verwijderd worden en begon pas te rinkelen toen hij in de roestvrijstalen schaal lag en Myrthe bezig was het buikvlies dicht te naaien.

Om Jip naar de kennel te krijgen hadden ze de hulp van Mo en mevrouw Karsten nodig. Mo kwam onwillig uit de spreekkamer en keek kritisch naar de dichtgenaaide wond. De richting van de incisie stond hem blijkbaar niet aan. Maar voor hij daar commentaar op kon geven, kwam mevrouw Karsten binnen met Ella.

‘Is het goed gegaan?’ vroeg ze, toch wel bezorgd.

‘Heel goed,’ antwoordde Myrthe, Mo’s ongeduld negerend. ‘Er is vrijwel geen weefsel beschadigd en de telefoon is nog helemaal intact, dus ze zal er geen last van houden.

Mevrouw Karsten knikte en keek naar haar telefoon in het roestvrijstalen bakje.

‘Uw dochter heeft gebeld,’ zei Myrthe.

Mevrouw Karsten keek Myrthe even bevreemd aan. Toen viel het muntje.

‘O, wat stom van haar! Ik heb haar zo gezegd niet te bellen!’

‘De telefoon was er al uit,’ zei Myrthe geruststellend en ze droegen Jip naar de kennel. In de gang wierp ze en blik op de klok: tien voor één. Myrthe bleef van schrik even stilstaan waardoor Mo opeens in zijn eentje Jips achterlijf droeg.

‘Hé!’ riep hij kwaad.

‘Sorry,’ zei Myrthe. ‘Ik moet weg. Ik moet nu meteen weg. Ik heb een afspraak.’

Ze liet Jip aan Mo en Ella over en rende naar het kantoortje om haar jas aan te trekken.

Meneer Van Zuylen bleek een woest-aantrekkelijke vent te zijn van een jaar of veertig. Hij droeg een strak gesneden, bepaald niet ‘bancair’ ogend pak met toelopende broekspijpen en versleten brogues eronder. Hip. Een beetje punk. Met zijn golvende zwarte haar en broeierig donkere ogen had hij nog het meest weg van een getroebleerde Russische concertpianist. Hij leek in ieder geval niet op een kredietanalist, vond Myrthe, Ze gaven elkaar een hand en er klikte iets. Het, dacht Myrthe. Het klikte.

Ze probeerde haar aangenaam gloeiende hand te negeren en liep achter Van Zuylen aan naar een somber vergaderkamertje aan het einde van de lange gang. Hij bood Myrthe koffie aan en vroeg haar hoe hij haar kon helpen. Daarbij keek hij haar diep in de ogen. Myrthe ontweek zijn blik door in haar mapje met paperassen te duiken en legde ondertussen uit dat ze geld kwam lenen voor een dierenartsenpraktijk. Ze gaf hem haar haastig in elkaar geflanste businessplan met de jaaropgaven van Henk en de verklaring van haar vader aangaande zijn investering in haar bedrijf. Toch wel spannend.

Met een opgetrokken wenkbrauw bladerde Van Zuylen door haar plan. Hij fronste en maakte nog een paar aantekeningen op een ruitjesblok. Hij schreef klein maar precies, met wonderlijke bollende letters. Dit was heel anders dan de vorige keer, toen de flitsende grapjas van de verkoopafdeling de bank haar het land van de onbegrensde financiële mogelijkheden had getoond – tenminste: als haar vader ook maar eventjes zijn praktijk wilde hypothekeren. De verkoper hoefde Myrthe slechts binnen te hengelen, maar pas nu zou haar kredietwaardigheid werkelijk beoordeeld worden. Van Zuylen was de man die haar kon maken en breken.

En hij was aantrekkelijk. Maar niet zo aantrekkelijk als Menno. Hoewel? Menno had ze sinds de vroege jaren negentig niet meer in levenden lijve gezien. Bovendien had ze nu al bijna twee weken niets meer van hem gehoord. Waar hing hij uit? Waarom beantwoordde hij haar mail niet? Als hij genoeg van haar had, kon hij dat gewoon laten weten met een afhoudend mailtje. Ze zou heus wel begrijpen dat het een aflopende zaak was als hij zei dat hij het heel druk had en later nog wel iets van zich zou laten horen. Maar Menno had geschreven dat hij haar in zijn armen wilde nemen, hij wilde meer. Waarom was hij dan opeens stilgevallen? Was er iets met hem gebeurd? Myrthe ging rechtop zitten. Een ongeluk? Was hij plotseling ernstig ziek geworden? Of in de woestijn afgeslacht door moordlustige oliesjeiks? Stel je voor. Moest ze zijn moeder bellen om te vragen waar hij was? Nee, dat… dat kon ze niet. Mietjes bellen moeders. Echte vrouwen lossen hun eigen problemen op. Myrthe schrok op uit haar gedachten toen Van Zuylen plots begon te praten.

‘Dit ziet er eigenlijk heel behoorlijk uit,’ zei hij zakelijk. Zijn broeierige blik was verdwenen, en nu leek hij ook minder op een concertpianist, trouwens. ‘De praktijk draait goed, uw vader steekt er geld in. In principe zouden wij dit als bank wel aandurven. Er zit in mijn ogen maar één zwakte in het verhaal, en dat bent u.’

Koel, maar toch niet onvriendelijk keek hij haar aan. Myrthe was zo verbaasd dat ze vergat beledigd te zijn.

‘Sorry? Ik ben straks de eigenaar van de praktijk, de drijvende kracht. Ik ben allround dierenarts met verschillende specialismen!’

‘Uw kwaliteiten als dierenarts kan ik niet beoordelen, mevrouw. Ik kijk louter naar de cijfers. Het gaat mij om bedrijfsvoering, jaarrekeningen en administratie. En ik heb de indruk dat u daar niet bijster veel belangstelling voor hebt.’

Pats! Dat was een harde directe, precies op haar zwakke plek.

‘Het klopt dat ik de administratieve kant van de zaak niet zo boeiend vind en daarom heb ik een heel goed accountantskantoor ingehuurd,’ blufte Myrthe nonchalant. Ze improviseerde verder: ‘Zij gaan mijn officemanager aansturen zodat alles goed in de boeken komt en als het moet, geven ze mij bedrijfskundig advies.’

Van Zuylen wilde reageren, maar Myrthe gebaarde hem te zwijgen terwijl ze nog een decimetertje opveerde uit haar stoel. ‘En denk niet dat ik geen mensen kan aansturen, want dat is mijn sterkste kant: medewerkers inspireren en zorgen dat ze met plezier hun werk doen.’

Van Zuylen keek haar geamuseerd aan. Hij had door dat ze blufte. Wat voor onzin kon ze nog meer verkondigen om hem te overtuigen?

‘Ik begrijp heel goed dat er geld verdiend moet worden, maar een dierenartsenpraktijk is geen koekjesfabriek. Ik kan moeilijk honden gaan aanrijden in de hoop dat ze bij mij onder behandeling komen. Maar ik heb een lijst met commerciële plannetjes, hoor. Ik ga de naamsbekendheid vergroten door te participeren in buurtevenementen. Ik ga kinderen met hun huisdieren naar de praktijk halen op 4 oktober, dat soort dingen. Hebt u dat niet gelezen?’ vroeg ze onschuldig, alsof ze het niet ter plekke uit haar duim zoog maar hij zijn werk misschien niet zo accuraat had gedaan als hij dacht.

Van Zuylen schudde geamuseerd zijn hoofd. Myrthe was opgelucht dat hij in ieder geval niet meer zo kritisch naar haar keek.

‘Ik weet nu al dat ik daar meer cliënten mee binnenhaal dan mijn voorganger.’

‘En dan kunt u 70.000 euro per jaar ophoesten voor de rente en de aflossing?’

Myrthe knikte beslist, al schrok ze van het bedrag. Zo had de verkoopcowboy het haar niet voorgespiegeld. Maar ze realiseerde zich dat Van Zuylen gelijk had.

‘Dat kan ik al zonder dat de omzet groeit. En mijn kosten zullen lager zijn, want de duurste dierenarts vertrekt,’ zei ze losjes. Ze had deze dingen allemaal doorgesproken met haar vader, die behoorlijk listig uit de hoek kom komen als het ging om geld verdienen.

‘Toch zit er voor ons nog veel risico aan. Ziet u misschien kans uw vader te laten meetekenen?’

Aha! Daar was hij dus op uit, dacht Myrthe grimmig. Als haar vader zijn handtekening zette en er iets mis ging, konden ze direct over zijn onderpand beschikken.

‘Dat wil ik niet,’ zei ze beslist terwijl ze Van Zuylen lief aankeek.

‘De bank zou kunnen afzien van de aflossing als u dat doet, scheelt u zo dertigduizend euro per jaar.’

‘Ik wil mijn vader niet opzadelen met mijn schulden als het fout gaat.’

‘Daar kunt u zich tegen verzekeren.’

‘En dat kost dan zeker precies dertigduizend euro per jaar?’ zei Myrthe liefjes.

Van Zuylen lachte.

‘Iets minder.’

‘Bedankt, ik regel het liever zelf,’ zei Myrthe beslist.

Van Zuylen keek haar nog even vorsend aan en knikte toen.

‘Uitstekend, we maken de papieren in orde en dan kunt u het allemaal op uw gemak bestuderen en door derden laten beoordelen. Dat zou ik altijd doen.’

Myrthe verborg haar opluchting en vroeg verleidelijk: ‘Zegt u dat tegen al uw klanten?’

Van Zuylen glimlachte maar gaf geen antwoord. Hij maakte aantekeningen. Toen keek hij haar aan.

‘Hebt u nog vragen?’

Myrthe aarzelde, zou ze hem vragen iets te gaan drinken? Van Zuylen zei niets. Hij was blijkbaar getraind om cliënten niets in de mond te leggen op dit soort momenten.

‘Nee.’

Van Zuylen knikte, niet in het minst teleurgesteld over haar antwoord. Myrthe besefte dat het stom zou zijn geweest hem mee uit te vragen. Onprofessioneel.

Ze liep naar buiten, maakte haar fiets los en keek de straat in. Het was rustig. In de verte liep een oudere heer met een klein wit hondje, de handen iets te diep in de zakken van zijn bruine regenjas. Ver weg klonk het geluid van een heimachine. Ze stapte op en was opgelucht dat ze niets had gedaan om Van Zuylen te verleiden, want stel je voor dat Menno vanavond opeens een mailtje stuurde met de mededeling dat hij haar wilde zien? Dan zat ze mooi met die Van Zuylen. Van Zuylen was er voor de financiering, en die was nu rond.

Het regende niet meer, maar de straten waren nog nat. De banden van haar fiets ruisten. Tevreden reed Myrthe door stad terug naar de praktijk. Binnenkort haar praktijk. Als Henk het haar tenminste gunde. Of zou Henk ook zo veel moeite hebben met haar nonchalance jegens het administratiegebeuren? Nee toch? Voor Henk telde dat zij een goede dierenarts was. En hij wist heus wel dat ze er geen potje van ging maken, toch? Ze zou er toch geen potje van maken? Natuurlijk niet. Businessplan, kosten, baten – zo moeilijk kon het niet zijn om een eigen bedrijf te voeren. Het zou allemaal goed komen.

Terwijl ze de praktijk in liep, hoorde ze vanuit de kennel het klaaglijke gejank van een grote hond. Dat klonk verdacht veel als een Deense dog. Zonder haar jas uit te trekken, liep Myrthe naar de kennel. Jip zat in het grootste hok, dat toch nog te klein voor haar was.

‘Hé Jippie, ben je niet meegenomen door je baasje?’ vroeg ze terwijl ze de hond achter haar oor kroelde. Het beest kalmeerde en ging wat zachter piepen, smekend, alsof ze Myrthe vroeg bij haar te blijven. Myrthe aaide Jip nog even en onderzocht haar oppervlakkig: ze leek geen koorts te hebben en de wond zag er goed uit. Mo verscheen in de deuropening met zijn handen in zijn zij.

‘Waarom zit Jip nog steeds in de kennel?’ vroeg Myrthe meteen.

‘Omdat jij bent vergeten de kostenraming met de cliënt door te nemen. Dat wijf heeft me helemaal stijf gescholden en is brullend de deur uit gerend.’

‘Omdat jij Jip niet wilde meegeven?’

‘Dat is staand beleid hier, Myrthe. Moet ik dat nog uitleggen?’

‘Maar we kennen haar toch? Ze woont twee straten verderop en ze komt met al haar dieren bij ons. Die gaat echt wel betalen.’

Mo was sprakeloos van zo veel luchthartigheid en wierp zijn handen in de lucht.

‘Leg jij het dan maar aan Henk uit.’

‘Wat? Is die terug?’

‘Ja , waarom zou hij niet terug zijn?’, zei Mo opgewekt; overtuigd van zijn triomf. ‘Ben je soms bang dat Henk het met mij eens is?’ liet hij er vals op volgen.

‘Nee, Mo. Ik kan dit perfect verantwoorden. En mocht het je interesseren: ik heb net de financiering gekregen bij de bank.’

Myrthe wilde weglopen maar voelde tot haar verbazing Mo’s hand die keihard in haar arm kneep terwijl hij haar terugtrok.

‘Als ik merk dat jij je meidentrucjes bij hem gebruikt, dan…’

Mo fronste en zocht naar woorden. Dreigen ging hem niet goed af.

‘Dan wat, Mo? Wat gebeurt er dan?’

‘Henk heeft dat soort dingen altijd door. Hij maakt er tegen mij altijd geintjes over als jij weer eens een laag uitgesneden truitje draagt.’

‘Dat doet hij alleen maar om erachter komen of jij een homo bent,’ zei Myrthe, en ze liep naar Henks kantoor, waar Henk achter zijn bureau de post door zat te nemen.

‘Henk, ik weet dat ik het met de mevrouw had moeten doorspreken, maar het was een spoedgeval.’

‘Voor spoedgevallen geldt precies hetzelfde, dat weet je,’ zei Henk met een serieus gezicht. Oei.

‘Had ik een half uur op kantoor moeten gaan zitten met dat mens? Die telefoon was al twee keer gegaan!’

‘Je had op zijn minst de kosten ter sprake kunnen brengen. Nu kwam ze zonder geld of pinpas die hond halen, en Mo kon niet anders dan Jip hier houden.’

Henk werd steeds kwader. Myrthe durfde niets terug te zeggen.

‘Je hebt Mo in een rotpositie gebracht. Dat is lullig en niet collegiaal. Ik verwacht een professionele houding van je, Myrthe.’

Hij stond op en trok de deur open. Mo, die stond te luistervinken in de gang, sprong overeind.

‘En ook van jou! Verdomme, zeg! Hoe moet ik nou een keuze maken tussen jullie? De een is te onverantwoordelijk en de ander te kleingeestig om deze toko te runnen! Verdomme! Ja, nu word ik kwaad, zeg! Verdomme nog aan toe!’

Myrthe en Mo keken hem bedremmeld aan. Henk was rood aangelopen en zijn haar stond alle kanten op.

‘Kijk nou eens naar jezelf! Jullie werken elkaar tegen en willen niet met elkaar verder! Jullie zien elkaars kwaliteiten niet! Er mankeert nog van alles aan, hoor! Aan jullie allebei. Jij…’

Zijn vinger priemde in Mo’s richting.

‘…jij bent een geïmplodeerde autist met een superioriteitscomplex. En jij…’

Nu was het Myrthes beurt om Henks woedende ogen op zich gericht te krijgen.

‘…jij bent een verwend nest dat verwacht dat anderen haar problemen oplossen. Je moet eens zorgen dat je je leven op orde krijgt! Ik vind het sneu dat het uit is met je vriend, maar dat is geen excuus om er telkens een teringzooi van te maken.’

Terwijl Myrthe probeerde dit tot zich te laten doordringen, wendde Henk zich weer tot Mo.

‘Een stelletje oncollegiale kleuters, dat zijn jullie. Bah! Heb ik me daarvoor dertig jaar rot gewerkt? Dit is heel teleurstellend. Heel teleurstellend.’

Met een diepe zucht ging Henk weer zitten. Het was stil. Henk ging met trillende handen de post weer doornemen. Of deed alsof. Myrthe durfde zich niet te bewegen. Na een seconde of tien keek ze toch even naar de deur, maar Mo was verdwenen. Wat kon die stilletjes wegsluipen. Henk zuchtte diep en scheurde een envelop open.

‘Ik heb vandaag de lening rond gekregen bij de bank, Henk.’

Henk reageerde niet.

‘Ik geef je zo snel mogelijk het complete businessplan plus een kopie van de offerte van de bank, goed? Dan kun je je beslissing nemen.’

Henk zei niets. Myrthe vertrok.